‘Tijd voor burgerlijke ongehoorzaamheid’ kopte het dagblad “Tubantia” kort geleden[1], daarmee een huisarts citerend over de “Regeling Jaarverantwoording WMG”. In de Volkskrant was eerder al een column gewijd aan de nieuwe regels die per 1 januari 2022 ingaan[2]. Overal klinkt gemor onder huisartsen over de Regeling Jaarverantwoording WMG. Maar wat houdt die regeling nu precies in? Wat staat er in en wat wordt er van huisartsen verwacht? En hoe verhoudt zich dit eigenlijk tot de privacy?
Achtergrond
De Regeling Jaarverantwoording Wet Marktordening Gezondheidszorg (hierna verder: Regeling Jaarverantwoording) maakt onderdeel uit van een breder pakket aan maatregelen van de overheid. Dit pakket is vastgelegd in Wet Toetreding Zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wtza (aWtza). In deze wetten worden de kaders vastgelegd en vervolgens wordt dit verder uitgewerkt in detailregelingen. Waaronder dus de Regeling Jaarverantwoording waarover nu veel ophef is. Achtergrond van al deze regels is het verbeteren van (het toezicht op) de kwaliteit van de zorg en de aan zorg bestede gelden.
In dit stuk zoom ik in op de Regeling Jaarverantwoording en de gevolgen ervan voor de praktijk. Binnenkort volgt een stuk over de andere maatregelen uit het pakket. Voor met name grotere praktijken (meer dan 25 zorgmedewerkers) hebben deze maatregelen overigens veel meer impact dan de Regeling Jaarverantwoording.
Voor de Regeling Jaarverantwoording geldt specifiek dat het volgens de toelichting bij de aWtza gaat om “het afleggen van verantwoording aan de maatschappij, waaronder wordt verstaan: de maatschappij in het algemeen (zoals journalisten, onderzoekers en maatschappelijke organisaties) en de betrokkenen/belanghebbenden (stakeholders) in het bijzonder”[3]. Om die reden is bepaald dat de jaarverantwoording openbaar wordt gemaakt. Iedereen die dat wil kan de jaarverantwoording inzien via: VWS | Jaarverslagenzorg (desan.nl). Overigens is deze openbare jaarverantwoording al jaren verplicht voor veel zorgaanbieders buiten de eerstelijnszorg.
Het vorenstaande betekent samengevat dus dat iedere huisartsenpraktijk jaarlijks gegevens moet gaan aanleveren die vervolgens door iedereen in te zien zijn: patiënten, gemeenten, zorgverzekeraars. Maar ook door de buurman en je eigen doktersassistente. Vragen die dan opkomen zijn: wat moet ik als huisarts dan jaarlijks gaan aanleveren? Hoeveel tijd gaat me dat kosten? En hoe zit het nu eigenlijk met de privacy?
Wat moet jaarlijks worden aangeleverd?
Wat er jaarlijks moet worden aangeleverd is afhankelijk van de omvang van de organisatie en de rechtsvorm. In deze blog beperk ik me even tot een huisartsenpraktijk, waarbij ik de echt grote praktijken[4] buiten beschouwing laat.
De meest voorkomende rechtsvormen waarin huisartsenpraktijken worden gevoerd zijn de eenmanszaak (voor een solopraktijk), de maatschap (voor meerdere huisartsen die samen een praktijk hebben) en in mindere mate: de Besloten Vennootschap (BV). Hierna zet ik op een rijtje wat er jaarlijks moet worden aangeleverd.
Financiële verantwoording (jaarrekening)
Voor de maatschap en de BV geldt dat er een jaarrekening openbaar zal moeten worden gemaakt. De jaarrekening moet voldoen aan eisen die in de Regeling Jaarverantwoording zijn vastgelegd. Overigens heet dit voor de maatschap in de Regeling Jaarverantwoording geen “jaarrekening”, maar “balans en staat van baten en lasten”, maar in de praktijk komt het op vrijwel hetzelfde neer. Dit is iets waar de praktijk zich niet heel erg druk om zou moeten maken: een jaarrekening wordt nu immers ook altijd al opgemaakt en het is vooral aan de accountant / administrateur om één en ander volgens de juiste formats op te stellen. Overigens is er nog wel een meevaller te melden: kostenmaatschappen hoeven geen jaarverantwoording af te leggen. Zij zijn namelijk geen “zorgaanbieder” als gedefinieerd in de Regeling Jaarverantwoording.
De financiële verantwoording van de éénmanszaak is beperkter: deze hoeft géén jaarrekening openbaar te maken. Reden hiervan is de privacy: wanneer de jaarrekening openbaar zou moeten worden gemaakt, kan (ook) de buurman precies zien wat de huisarts verdient. Daarom hoeven alléén bepaalde “ratio’s” openbaar te worden gemaakt: rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit, personeelskostenratio, zorgopbrengstenratio en budgetratio. Begrippen die veel praktijkhouders (deels) niet zoveel zullen zeggen, maar deze gegevens zijn (door de accountant of boekhouder) eenvoudig te berekenen op basis van de jaarrekening.
Andere gegevens bij Maatschap, BV en eenmanszaak
Is uw praktijk wat groter (meer dan 25 zorgverleners), dan krijgt u op grond van de Wtza de verplichting om een Raad van Toezicht aan te gaan stellen. Daarover in een latere blog meer. Voor wat betreft de jaarverantwoording geldt dat wanneer u een Raad van Toezicht moet hebben, jaarlijks ook een verslag van de Raad van Toezicht openbaar moet worden gemaakt.
De vragenlijst
De verontwaardiging onder huisartsen heeft vooral betrekking op de vragenlijst die ieder jaar moet worden ingevuld. Om wat voor vragen gaat het dan? Is het veel werk?
Om met de laatste vraag te beginnen: volgens de Minister van VWS kost het invullen van de vragenlijst ongeveer twee uur per praktijk. Er zijn in Nederland ruim 5.000 huisartsenpraktijken. Uitgaande van die getallen, betekent alleen het invullen van de vragenlijsten al een verlies van 10.000 manuren per jaar. Dit zal deels (bij de kleinere praktijken) ten koste gaan van huisartseninzet. Bij de grotere praktijken zal een praktijkmanager dit doen, maar ook dit gaat ten koste van andere taken. Nog even simpel doorrekenend: wanneer je dit omzet naar huisartsen en praktijkmanagers, zijn in Nederland vijf tot zes huisartsen dan wel praktijkmanagers het hele jaar fulltime bezig met het invullen van deze vragenlijsten.
Laten we nu eens wat dieper ingaan op de vragen die worden gesteld. Een samenvattend lijstje:
- Uiteraard moet de hele wildgroei aan administratieve codes en nummers worden opgegeven: KvK-nummer, KvK-vestigingsnummer, SBI – code, RSIN – nummer, AGB – ondernemingscode, (eventueel) AGB – vestigingscode;
- Diverse vragen over personeel en organisatie, waaronder: hoeveel werknemers zijn er werkzaam, hoeveel vacatures staan er open, aantal zorgverleners, ziekteverzuimpercentage onder zorgverleners;
- Vragen over uitbesteding en onderaannemerschap: hoeveel procent van de zorgopbrengsten is uitbesteed. En: hoeveel procent van de zorgopbrengsten werd als onderaannemer verkregen;
- Vragen over patiënten: onder meer: hoeveel patiënten staan er ingeschreven en aan hoeveel unieke patiënten is zorg verleend, hoeveel patiënten hebben zich laten uitschrijven als patiënt;
- Vragen over klachten en inspraak: is er een klachtenregeling, klachtenfunctionaris en een aansluiting bij de geschilleninstantie?
- Vragen over de cliëntenraad, voor zover van toepassing (enkel verplicht voor praktijken met meer dan 25 zorgverleners): onder meer: hoeveel gevraagde en ongevraagde adviezen zijn er verstrekt? Hoeveel van de adviezen zijn er opgevolgd?
De vraag mag mijns inziens wel echt worden opgeworpen in hoeverre dit allemaal echt nuttige informatie is. Er wordt vooral gevraagd naar getallen en percentages. Maar die zijn zonder enige feitelijke context veelal nietszeggend. Is dit nu echt de manier om “maatschappelijke verantwoording af te leggen” (zijnde het doel van de regeling)? Met het zetten van deze vraagtekens bevind ik me trouwens in goed gezelschap: de Tweede Kamer heeft naar aanleiding van kritiek op de Regeling Jaarverantwoording het Adviescollege Toetsing Regeldruk opdracht gegeven om nut van de Regeling Jaarverantwoording te onderzoeken. Ik citeer de uitkomst[5]:
“Ondanks deze aanpassingen blijft het college van mening dat nut en noodzaak van een stapeling van controle- en verantwoordingsinstrumenten onvoldoende zijn aangetoond. Ook verwacht het niet dat individuele burgers op basis van de jaarverantwoording in staat zullen zijn om zorgaanbieders aan te spreken op hun rechtmatigheid, professionaliteit en integriteit.”
Privacy
De verontwaardiging van huisartsen is vooral gericht op de administratieve lasten die de Regeling Jaarverantwoording meebrengt. Erg logisch: van overheidswege wordt immers gepredikt de administratieve lasten in de zorg te gaan verminderen maar doet met de Wtza en de aWtza diametraal precies het omgekeerde voor de eerstelijnszorg: namelijk het creëren van een zware administratieve last. Een ander aspect verdient in mijn ogen echter ook aandacht en dat is de privacy. Laat ik dat uitleggen.
Voor eenmanszaken was het aanvankelijk de bedoeling dat de jaarrekening ook openbaar zou worden. Dit zou betekenen dat het inkomen van de individuele huisarts (solist) gewoon op straat zou liggen. Dit is op aangeven van de eerstelijnscoalitie[6] gelukkig niet door gegaan: volstaan kan worden met het opgeven van enkele financiële ratio’s, de winst uit onderneming is derhalve niet openbaar.
Maar: maatschappen moeten de maatschapswinst wél openbaar maken. Dit hoeft niet toegespitst te worden op een persoon (welke maat heeft hoeveel winst uitgekeerd gekregen). Dit wordt als volgt gemotiveerd in de toelichting bij de Regeling Jaarverantwoording[7]:
“Voor personenvennootschappen wordt het openbaar maken van het resultaat wel opportuun geacht, omdat enkel personenvennootschappen met twee of meer zorgverleners onder de openbaarmakingsplicht vallen en het resultaat van een personenvennootschap dus niet direct is te herleiden naar één natuurlijk persoon. Bij een personenvennootschap kunnen bijvoorbeeld afwijkende afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de resultaatverdeling onder de vennoten en maten van de zorgaanbieder, omdat zij niet een gelijk percentage kapitaal hebben.”
Persoonlijk vind ik deze redenering weinig overtuigend. Huisartsenpraktijken zijn over het algemeen weinig kapitaalsintensief, meestal wordt gekozen voor een verdeling van de winst op basis van het aantal dagen dat patiëntgebonden werkzaamheden wordt verricht. Kortom: deel de openbaar gemaakte winst door twee en je hebt de winst per maat bij een duomaatschap te pakken. Het lijkt mij persoonlijk voor huisartsen erg vervelend dat patiënten op deze manier gewoon zo kunnen zien wat je exact verdient. Ook kan het de verhoudingen met het personeel op scherp zetten wanneer alle werknemers zo kunnen opvragen wat de huisarts precies verdient.
In privacyregelgeving bestaat een basisprincipe: een privacy-inbreuk moet gerechtvaardigd worden door belang. Kort gezegd: hoe groter het tegenover de inbreuk staande belang, hoe sneller een privacy-inbreuk geoorloofd is. De vraag is dus wat voor wat betreft de huisartsenzorg het belang is bij deze inbreuk door openbaarmaking.
Toezichthoudende instanties en zorgverzekeraars hebben wellicht belang bij deze gegevens[8], maar openbaarmaking is daarvoor niet nodig. Dit zou immers ook in een niet – openbaar, door instanties te raadplegen systeem, kunnen worden opgenomen. Interne stakeholders zoals cliëntenraad en Raad van Toezicht hebben al recht op veel van de informatie die nu openbaar moet worden gemaakt. En voor zover dat nog niet voor alle gegevens het geval zou zijn, zou dit voor hen specifiek geregeld kunnen worden. Hiervoor is openbaarmaking niet nodig.
Dan blijft over het belang van brede maatschappelijke verantwoording: voor iedereen moet inzichtelijk zijn hoe zorginstellingen publiek geld besteden. Journalisten moeten onderzoek kunnen doen. Burgers moeten zorgaanbieders kunnen aanspreken.
In de huisartsenzorg is de winstvariatie echter maar zeer beperkt, dit ten gevolge van het systeem van tariefregulering. “Zorgcowboys” die door de maatschappij moeten worden aangesproken op hun verdiensten hoef je met andere woorden niet zoeken in de huisartsenzorg. Dat zit al ingebakken in het systeem.
De overblijvende vraag is wat mij betreft dan ook: wat is dan toch nog het enorme maatschappelijke belang dat rechtvaardigt dat het inkomen van veel praktijkhouders door deze openbaarmaking gewoon op straat komt te liggen?
12 oktober 2021
mr. David Renkema
www.eerstelijnszorgjurist.nl